De bloedcirculatie zorgt voor onze overleving doordat het het gehele lichaam en elke afzonderlijke lichaamscel van bloed voorziet. Met het bloed als vervoermiddel worden alle organen, de hersenen, de spieren en weefsels van zuurstof (O2), voedingsstoffen en daarnaast ook hormonen en afweerstoffen voorzien. Anderzijds worden koolzuur (CO2) en afvalproducten weggevoerd en via de longen, de nieren en darmen uitgescheiden.
De bloedvaten in ons lichaam kennen verschillende variaties in grootte en opbouw. Zo kennen we arteriën (slagaders), venen (aders), en haarvaten (capillairen). Hier behandelen we de venen in het veneuze systeem.
Het oppervlakkige- en diepe veneuze systeem
Het veneuze systeem is onderdeel van de bloedsomloop en zorgt met behulp van een complex anatomisch systeem ervoor dat het bloed uit de meest afgelegen delen van het lichaam terug naar het hart wordt getransporteerd. Het veneuze systeem is verdeeld in een diep- en een oppervlakkig veneus systeem.
Het oppervlakkige veneuze systeem
De oppervlakkige venen liggen net onder de huid. Om precies te zijn, ze doorkruisen het onderhuidse bindweefsel gelegen tussen huid en spieren. Zij leiden het bloed uit de bovenste lagen van de huid altijd in de richting van het diepe veneuze systeem. De richting in een gezond veneus systeem is dus altijd van oppervlakkig naar diep.
In aanvulling op het uitgebreide netwerk van fijn vertakte venen zijn er twee belangrijke en klinisch relevante "stamvenen". De eerste stamvene is de vena saphena magna (VSM) die aan de binnenzijde van het been loopt, vanaf de voet via het onder- en bovenbeen tot in de lies. De tweede stamvene, de vena saphena parva (VSP), loopt vanaf de buitenkant van de voet over de achterzijde van het onderbeen en mondt boven de knieholte in de vena poplitea uit.
De zogenaamde verbindingsvenen (venae perforantes) voeren het bloed vanuit het oppervlakkige veneuze systeem door de spieren heen naar het diepe veneuze systeem. Ze verbinden dus het oppervlakkige- met het diepe veneuze systeem. Elk been bezit ongeveer 120 van zulke venae perforantes.
Het diepe veneuze systeem
De diepe venen liggen diep in de spieren verscholen en lopen in de buurt van de botten. Ze hebben allen zeer elastische vaatwanden. Dat moet ook wel omdat ze normaliter zo’n 90% van het bloed naar het hart terugvoeren. In het diepe veneuze systeem worden dan ook grote bloedreserves (10%) gereed gehouden om ons lichaam bij belasting snel van het nodige bloed te kunnen voorzien. De aderen bevatten in zijn totaliteit ongeveer vijf liter bloed.
De opbouw van de venen met veneuze kleppen
De vaatwand van een vene is dunner dan die van de arteriën. Ze bestaat ook uit drie lagen:
de tunica intima (= binnenste laag)
de tunica media (= middelste laag)
de tunica adventitia (= buitenste laag)
De tunica intima (Latijns voor "binnenste laag"), is de binnenste laag van een vene. Het bestaat uit één laag cellen (endotheelcellen) en wordt aan de buitenzijde ondersteund door een interne elastische laag (de lamina basalis of lamina elastica interna). Deze endotheelcellen staan aan de binnenzijde in direct contact met de bloedstroom.
De tunica media (Latijns voor "middelste laag") bestaat uit gladde spiercellen en elastisch weefsel. Ze bevat meerdere spiercellagen, maar is dunner dan die in de arteriën en bevat meer bindweefsel. Het ligt tussen de tunica intima aan de binnenkant en de tunica adventitia aan de buitenkant.
De tunica adventitia (Latijns voor "extra laag"), ook wel bekend als de tunica externa (Latijns voor "buitenste laag"), vormt de buitenste laag van een vene. Deze is vooral bij de grote venen zeer duidelijk aanwezig. Het merendeel van de grote venen bestaat uit deze tunica adventitia. Het is voornamelijk opgebouwd uit bindweefsel en vele gladde spiercellen. Deze laag zorgt voor de verankering van de vene in het omliggende weefsel.
De dunne spierlaag geeft de venen elasticiteit. Maar omdat venen ook grote hoeveelheden bloed moeten kunnen bevatten is de wand ervan daarnaast ook uitgerust met starre, niet uitrekbare bindweefselvezels. Zo zijn de venen goed beschermd tegen overbelasting.
Verschillende soorten venen
De venen in het menselijk lichaam zijn in 3 groepen onder te verdelen. Daarbij worden ze - steeds dichter naar het hart toe gelegen - alsmaar groter:
- venulen
- musculeuze venen / verzamelvenen
- grote venen
Capillairen
We starten echter onze reis vanuit het capillairbed. Capillairen zijn dunne buisjes met een diameter van 7-9 μm. en bestaan alleen uit een enkele dunne laag aaneengesloten endotheelcellen. Het endotheel kan extra doorlaatbaar zijn door middel van poriën. Dit is handig om stoffen en gassen makkelijk af te kunnen staan en weer op te kunnen nemen. Dit capillairbed verbindt dus het arteriële- met het veneuze systeem.
Via de capillairen, haarfijne bloedvaatjes, worden zuurstof en voedingsstoffen aan de omringende weefsels afgegeven. En op deze plaats kunnen de kleine venen (venulen) de afvalstoffen met het zuurstofarme bloed weer terug naar het hart voeren. Zo wordt ons gehele lichaam in leven gehouden.
Tijdens de uitwisseling van stoffen ontstaat ook weefselvloeistof, dat voornamelijk samen met het zuurstofarme bloed door de venen opgenomen wordt. De rest van het weefselvocht wordt via het lymfevaatstelsel afgevoerd, welke dus zeer nauw met de bloedsomloop samenwerkt. En omgekeerd zorgen de venen, net als de lymfevaten, ook voor het wegvoeren van lichaamseigen afvalproducten zoals celresten en bacteriën.
Venulen
De venulen (kleine venen) heten eigenlijk voluit: postcapillaire venulen (10 – 30 μm. diameter). Ze zijn – zoals de naam al doet vermoeden – de eerste piepkleine venen die (vanaf de arteriën gezien) achter de capillairen (haarvaatjes) aangesloten zijn. Ook in de postcapillaire venulen worden - net zoals in de capillairen - gassen, afvalstoffen en vloeistof uitgewisseld. Ook spelen venulen een rol bij het ontstaan van oedeem en bij ontstekingsprocessen. Er komen geen gladde spiercellen in voor, enkel endotheelcellen. Dit is nodig om stoffen en gassen makkelijk af te kunnen staan en weer op te kunnen nemen.
Verzamelvenulen en musculaire venen
Bij venulen vanaf een diameter van 50 μm. worden wel weer gladde spiervezels gevonden. Deze spiervezels sluiten hier echter niet op elkaar aan. Deze venulen worden ook wel verzamelvenulen genoemd.
Bij musculeuze venen vormen de gladde spiervezels weer een aaneengesloten laag. Pas bij musculeuze venen vanaf een doorsnede van 300 μm. vormt zich een echte tunica media die meer dan één spierlaag dik is.
Grote venen
De grote venen hebben een tunica media met meerdere spierlagen. Deze laag is relatief dunner dan in de arteriën, met meer bindweefsel tussen de lagen spiercellen. De tunica intima bestaat uit een dunne laag subendotheel. Het overgrote deel van de wand bestaat uit de tunica adventitia met collagene vezels. De grootste vene in ons lichaam is de vena cava (de holle ader) met een diameter van 13 – 30 mm.
De veneuze kleppen
Venen beschikken over talrijke kleppen, de zogenaamde veneuze kleppen. Deze veneuze kleppen verdelen de venen in secties met verschillende lengte en zorgen ervoor dat het bloed altijd in een bepaalde richting stroomt: van beneden naar boven, in de richting van het hart. De veneuze kleppen openen zodra het bloed - tegen de zwaartekracht in - van onder naar boven wordt gestuwd. Bij gezonde venen sluiten de kleppen hierna onmiddellijk weer, om zo de terugstroom van bloed te voorkomen. Als de veneuze kleppen beschadigd zijn, kan dit leiden tot een opeenhoping van bloed onder die beschadigde kleppen, wat tot spataderen (varices) kan gaan leiden.
De motoren van de venen
De grote uitdaging op de weg terug naar het hart, is om het bloed uit de benen - tegen de zwaartekracht in - naar boven te kunnen transporteren. De door het hart opgebouwde bloeddruk in de arteriën neemt in het capillaire vaatstelsel sterk af. Daarom is, in tegenstelling tot bij de arteriën, de pompfunctie van het hart niet langer voldoende om de venen bij het transporteren van het bloed te kunnen ondersteunen. De venen zullen dus van andere drijvende krachten gebruik moeten maken om het bloed weer terug naar het hart te kunnen voeren. Daarom moeten de venen elke dag topprestaties leveren om het bloed van de meest afgelegen gebieden van het lichaam terug naar het hart te kunnen transporteren. Een geraffineerd pompsysteem bestaande uit verschillende mechanismen helpt daarbij de zwaartekracht te overwinnen. We laten daarom achtereenvolgens de belangrijkste spierpomp in het menselijk lichaam, de kuitspierpomp, en de andere ondersteunende spierpompen als de voetzoolpomp evenals de ademhaling aan de orde komen.
De kuitspierpomp
Bij een volwassen mens pompt het hart ongeveer 7.000 liter bloed per dag door de arteriën. Deze hoeveelheid bloed moet natuurlijk ook weer door de venen terug naar het hart gevoerd worden. Door onze rechtopstaande houding vereisen de venen een extra pompmechanisme om dat bloed vanuit de benen naar boven (naar het hart) te transporteren. Hier komt de "kuitspierpomp" van de onderbeenspieren, ook wel eens de "spier-venen pomp" genoemd, om de hoek kijken (lees hier meer over bij het onderdeel over de spieren). Deze kuitspierpomp is de belangrijkste pomp in het terugvoeren van het bloed. Allereerst omdat het de krachtigste spierpomp in de benen is én omdat de venen in de benen de langste weg naar het hart vormen.
Zo functioneert de kuitspierpomp:
Door de beweging van het been worden de kuitspieren steeds weer gespannen en ontspannen. Tijdens het samentrekken van de kuitspier worden de spierbuiken dik en knijpen daarbij de tussen de spieren gelegen diepe venen samen. Die diepe venen vernauwen zich, maar door de veneuze kleppen kan het bloed niet naar beneden stromen. Daarom moet het wel naar boven stromen; tegen de zwaartekracht in en naar het hart.
Opdat het bloed tijdens de ontspanningsfase van de spier niet opnieuw terug zakt, sluiten een aantal van de zogeheten veneuze kleppen individuele secties van het veneuze systeem af. Het aantal van deze veneuze kleppen in de verschillende venen varieert van 2 tot 20 kleppen per vene. Steeds twee tegenoverliggende kleppen functioneren als 'terugslagkleppen'. Als het bloed naar het hart stroomt, openen de kleppen zich en laten ze het bloed vrij richting het hart stromen. Wil het bloed echter terugvloeien, dan sluiten de veneuze kleppen, blokkeren de weg en voorkomen zo de terugstroom van het bloed. Als de spieren vervolgens weer ontspannen, ontstaat een zuigkracht die de lege gedeelten tussen de veneuze kleppen weer met nieuw veneus bloed vult.
Door aanspannen van de spieren wordt het bloed dus naar boven gestuwd. Bij elke spierbeweging wordt het bloed met behulp van de veneuze kleppen naar het volgende - erboven gelegen - gedeelte van de vene getransporteerd.
De enkel en de voetzoolpomp
Het moge duidelijk zijn dat de functie van de kuitspierpomp afhankelijk is van een vrij en ongehinderd beweegbaar enkelgewricht. Bovendien telt elke (voet)stap: elke keer dat de voet neergezet wordt, worden de venen in de voetzool naar boven toe leeggedrukt en het bloed zodoende sneller naar boven geperst.
De ademhaling
Terwijl we ademen, beweegt de borstkas op en neer. Tegelijkertijd verhoogt en verlaagt de druk binnen in de borstkas en de buikholte. Bij inademen verhoogt de druk, bij uitademing verlaagt die druk weer. Hierdoor wordt het bloed uit de onderste ledematen zogezegd aangezogen om de terugvoer van het veneuze bloed naar het hart te ondersteunen.
Airco
Bovendien hebben venen nog een belangrijke functie als airconditioning en als reserve voor noodhulp. Ze regelen, via de circulatie van de huid, onze lichaamstemperatuur en zorgen voor de opslag van de meerderheid van ons bloed (ongeveer 60 procent). Met deze bloedvoorraad wordt ervoor gezorgd dat ons lichaam snel over extra bloed kan beschikken als dat bij een hoge belasting nodig is.
Heeft u problemen met uw venen?
De volgende producten zijn geschikt bij veneuze aandoeningen of juist ter preventie ervan: