Medicatie
Geneesmiddelen bij orthopedische klachten
Medicatie bij ondersteuning van gewrichten
Nogal wat mensen met gewrichtsproblemen (vooral artrose, maar ook hardnekkige stijfheid) gebruiken gedurende korte of langere tijd hyaluronzuur, glucosamine, chondroïtine of MSM (methylsulfonylmethaan) in de hoop dat één van deze middelen, of een combinatie ervan, bij reeds bestaande beschadigingen het kraakbeen ondersteunen en zo de pijn in de gewrichten zal verminderen.
Daarnaast worden bovengenoemde middelen ook gebruikt in de hoop dat één van deze middelen, of een combinatie ervan de gewrichten beschermen tegen slijtage. Dit noemt men profylactische gebruik.
Hyaluronzuur, glucosamine en chondroïtine vormen belangrijke onderdelen van de kraakbeenmatrix. De gedachte achter het gebruik van deze middelen is dan ook, dat een tekort aan bouwstoffen voor het beschadigde kraakbeen bij mensen met artrose wordt aangevuld door er relatief grote hoeveelheden van in te nemen.
Wetenschappelijk onderzoek
We zullen hieronder het hyaluronzuur, glucosamine, chondroïtine en MSN (methylsulfonylmethaan) achtereenvolgens behandelen, waarbij we ook de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van deze verbindingen bij kraakbeenaandoeningen aan de orde laten komen.
1. Hyaluronzuur
Het woord hyaluronzuur is afkomstig van het Griekse woord "hyalos" (glas) en uronzuur, omdat het voor het eerst geïsoleerd is uit het glasvocht (van het glasachtig lichaam in het oog) en het een hoog gehalte aan uronzuur bevat.
Hyaluronzuur vormt een belangrijk bestanddeel van collageenrijke weefsels, zoals kraakbeen, tussenwervelschijven, luchtpijp, botten, bindweefsel, vaatwanden en van de gewrichtsvloeistof (synoviale vloeistof). Het vervult in het lichaam diverse functies, waarbij de talrijke verschillende chemische en fysische eigenschappen van deze verbinding worden benut. Hyaluronzuur kan door middel van een injectie in het artrotische gewricht gespoten worden, maar het is ook oraal in te nemen.
Wetenschappelijk onderzoek
Het effect van hyaluronzuur- injecties kon in wetenschappelijk onderzoek echter niet voldoende aangetoond worden. In juni 2013 heeft de AAOS, de ‘American Academy of Orthopaedic Surgeons’, aangegeven dat hyaluronzuur-injecties niet langer aanbevolen worden bij de behandeling van artrose. Sinds begin 2015 wordt deze behandeling dan ook niet meer vergoed in Nederlandse ziekenhuizen. Het is dus van belang om vooraf bij uw zorgverzekeraar te informeren of deze behandeling in uw geval wordt vergoed.
Van de orale inname van hyaluronzuur zijn nog weinig resultaten bekend. Een recente klinische studie met patiënten met knieartrose liet zien dat het erg moeilijk was om een significant verschil te zien tussen hyaluronzuur en een placebo (bijvoorbeeld studie 1). Het oraal innemen van hyaluronzuur bij knieartrose wordt dan ook afgeraden vanwege een gebrek aan bewezen klinische effecten.
2. Glucosamine
Glucosamine is een bouwsteen voor glycosaminoglycanen die op hun beurt weer proteoglycanen vormen, ook een belangrijk bestanddeel van collageenrijke weefsels, zoals kraakbeen en gewrichtsvloeistof (synoviale vloeistof).
Wetenschappelijk onderzoek
Een belangrijke meta-analyse van de Universiteit van Bern (Zwitserland) naar de effecten van glucosamine en chondroïtine bij mensen met heup- en knie-artrose, werd na combinering van de resultaten van 10 studies (samen 3786 deelnemers) geen significante verbetering gevonden ten opzichte van placebo (bijvoorbeeld studie 2). Ook glucosamine wordt daarom niet langer door de AAOS aanbevolen. Desondanks heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen in 2005 glucosamine-producten geregistreerd als niet-receptplichtig medicijn bij artrose.
3. Chondroïtine
Chondroïtine behoort tot de familie der glycosaminoglycanen, welke van nature voorkomt in alle soorten bindweefsel, kraakbeen, botten, huid en pezen. Het in stand houden van een reserve aan chondroïtine in het lichaam is van belang voor gezond kraakbeen. De proteoglycanen (belangrijk onderdeel van het kraakbeen) bestaan namelijk voor een aanzienlijk deel uit chondroïtinesulfaat. Daarnaast speelt chondroïtine ook een ondersteunende rol bij het vormen van collageenvezels. Het commerciële chondroïtine wordt gewonnen uit de botten van runderen.
Wetenschappelijk onderzoek
Zie de hierboven genoemde meta-analyse van de Universiteit van Bern naar de effecten van glucosamine en chondroïtine bij mensen met heup- en knie-artrose, waarbij geen significante verbetering gevonden ten opzichte van placebo (studie 2).
In het slot van de bijbehorende publicatie wordt stellig verklaard dat er geen relevante pijnvermindering en geen verandering van de gewrichtsruimte (joint space width) van glucosamine en chondroïtine verwacht moet worden, en dat - hoewel deze preparaten veilig in het gebruik zijn - ze niet door de zorgverzekeraars vergoed zouden moeten worden. Het gebruik van chondroïtine (en glucosamine) lijkt bij veel mensen dus gebaseerd te zijn op een placebo-effect.
4. MSM
MSM is de afkorting van methylsulfonylmethaan, ook dimethylsulfon genoemd, en is een organische zwavelverbinding. Deze kleurloze vaste stof is de eenvoudigste vertegenwoordiger van de sulfonverbindingen. In sommige primitieve planten is dimethylsulfon aangetoond, evenals (in kleine hoeveelheden) in voedsel en dranken. Met de benaming "MSM" wordt dimethylsulfon verkocht als voedingssupplement.
Wetenschappelijk onderzoek
Met name in de Engelstalige literatuur wordt dimethylsulfon als geneesmiddel bij een groot aantal kwalen aangeprezen. De stof wordt door de Food and Drug Administration (FDA) in de Verenigde Staten niet als geneesmiddel erkend, en mag daar dus ook niet als zodanig aangeprezen worden.
Wetenschappelijke studies naar de effecten van MSM tonen aan dat deze, zelfs in het gunstigste geval, niet boven placebo-niveau uitkomen (bijvoorbeeld studie 3).
Conclusie
De positieve effecten van hyaluronzuur, glucosamine, chondroïtine of MSM op gewrichtsproblemen (vooral artrose) kunnen niet door wetenschappelijk onderzoek bevestigd worden. De effecten komen, zelfs in het gunstigste geval, niet boven placebo-niveau uit. Dat verschillende gebruikers desondanks positieve resultaten melden, is vanuit het biopsychosociale model van pijn te begrijpen.
Biopsychosociale model van pijn
Pijn is een onprettige, sensorische en emotionele ervaring. Maar de pijnbeleving is subjectief bepaald. Veel verschillende psychische, sociale en culturele factoren bepalen hoe mensen een pijnprikkel ervaren, welke betekenis zij aan de pijn toekennen en hoe zij de klacht omschrijven. De benadering van pijn, waarbij met allerlei factoren rekening wordt gehouden, wordt het biopsychosociale model van pijn genoemd.
Dit biopsychosociale model van pijn geldt voor alle soorten pijn, ongeacht of er wel of niet een oorzaak van de pijn bekend is. Het geldt bijvoorbeeld voor pijn na een operatie of pijn door reuma. Het is dus ook mogelijk dat door de positieve verwachting van de effecten bovengenoemde middelen de pijnbeleving verandert en de pijn vermindert (door het zgn. placebo-effect). Het woord placebo stamt uit het Latijn en betekent letterlijk: 'ik zal behagen'. Een placebo is een als geneesmiddel voorgeschreven of aangeprezen middel dat geen werkzame bestanddelen bevat. Het woord placebo wordt ook gebruikt als verkorting van placebo-effect.
Er zijn artsen die het gebruik van deze supplementen ontraden, omdat de werking ervan bij mensen met artrose nog niet bewezen is. Anderen hebben er niet echt een mening over, of zijn er niet zo in geïnteresseerd, en laten het hun cliënten gebruiken vanuit een ‘baat het niet, dan schaadt het niet’-principe. En een enkeling moedigt het gebruik van één of meerdere van deze middelen aan.
Al met al is het dus aan de patiënt met orthopedische klachten om de afweging te maken om een of meerdere van bovengenoemde middelen uit te proberen. Bij oordeelkundig gebruik leveren deze middelen geen gevaar voor de gezondheid op.