Orthesen
De behandeling met orthesen
Orthesen zijn orthopedische hulpmiddelen waarvan de constructie gericht is op het herstellen of behouden van houdingen. Ze worden gebruikt na ongelukken, operaties, aangeboren misvormingen of leeftijdsgebonden tekenen van slijtage.
Orthesen hebben – gelet op hun mechanische werking - een hechte relatie met bandages. Toch zijn er verschillen: terwijl bandages de mobiliteit van het aangedane gewricht zoveel mogelijk ondersteunen, zijn orthesen gemaakt van stijve materialen om bewegingen specifiek te beperken of te voorkomen. In de meeste gevallen hebben orthesen een kunststof spalk of vergelijkbare stabiele materialen, die zorgen voor geleiding en stabilisatie van de gewrichten.
Werkingsmechanisme van orthesen
Stel je een wagon van een achtbaan voor: deze wagon vertegenwoordigt het menselijke gewricht, terwijl de buitenste rails het frame van een orthese voorstellen. De wagon wordt nu stevig op de weg gehouden - vooral in de bochten, die de mogelijkheden van beweging van het gewricht symboliseren.
Een polsorthese is bijvoorbeeld volgens dit principe ontworpen. Een spalk, die in de palm van de hand ligt, brengt het gewricht in een neutrale positie, wat de bloedsomloop optimaal waarborgt en de immobilisatie zo aangenaam mogelijk maakt. Het dragen van zo’n polsorthese is geïndiceerd na postoperatieve procedures, bij acute en chronische irritatie-/overbelastingssymptomen in het gebied van de duim en onderarm, of na ernstige polsverstuikingen.
Afhankelijk van de aandoening zijn er typen orthesen waarbij tijdens het genezingsproces de verschillende verstevigingen kunnen worden verwijderd om zo een langzaam en geleidelijk herstel van de mobiliteit mogelijk te maken. Een duidelijk voordeel van een orthese ten opzichte van een gipsverband is dat de orthese ook afgedaan kan worden om gewassen te worden. Voor een beter draagcomfort kan bijvoorbeeld een zacht breisel in de constructie verwerkt worden.